Vanaf 1 april 2011 is er een vangstverbod voor paling en wolhandkrab ingesteld door de Staatssecretaris Bleker van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.
Dit verbod is ingesteld om te voorkomen dat er met dioxine verontreinigde aal op de markt komt voor consumptie doeleinden.
Paling voedt zicht met allerlei beestjes die op de bodem leven en vol zitten met dioxine. Dioxine hoopt zich op in het vet van de paling, zo blijkt uit onderzoek. In de loop van de jaren kunnen concentraties zo hoog oplopen dat bij regelmatige consumptie van aal het risico op kanker fors zal toenemen en ook de hormoonhuishouding van de mens flink in de war kan raken.
Door sportvissers gevangen paling wordt al een aantal jaren niet meer voor consumptie gebruikt om een hele andere reden. De aalstand holt zo hard achteruit dat voor het voorbestaan van de paling op de middellange termijn moet worden gevreesd. Dat was reden genoeg om een meeneemverbod voor paling in te stellen.
Al met al wordt door sportvisser dan ook niet meer veel op paling gevist. Er is echter een uitzondering en dat zijn de peurders. Peuren is oude en niet eenvoudige manier (een kluwen wormen zonder haak aan een korte stok) om op paling te vissen. Van oudsher was peuren een belangrijk manier om paling te vangen in met name de IJssel en aangrenzende wateren.
Vanaf 1 april is het ook verboden om met de peur in de IJssel en grote delen van het Ketelmeer te vissen. Bij Sportvisserij Oost Nederland zijn op dit moment ruim 400 leden in het bezit van een peurvergunning. Die peurvergunning is en blijft voor een deel geldig maar niet meer voor de IJssel en grote delen van het Ketelmeer. Voor exacte locaties
zie publicatie Staatscourant. Wie zich niet aan het verbod houdt kan rekenen of zeer forse boetes die bij sportvissers kan oplopen tot maximaal € 19.000,- en bij beroepsvisser tot zelfs € 76.000,-